De zeespiegel stijgt. Wat nu?

Stimuleringsbeleid van laag naar hoog Nederland zal nog eeuwen lang irrationeel zijn, maar we moeten wel vertrouwen houden in technologie en instituties.

Tekst en afbeeldingen: Ties Rijcken

Een paar keer per jaar komt Timon bij mij in de tuin werken. Daar verheug ik me altijd op. Als vijfenveertigjarige waterprofessional hoor ik graag hoe hij als twintigjarige filosofiestudent naar de wereld en zijn toekomst kijkt. Veel van zijn vrienden zijn serieus zwartgallig , vertelde hij laatst. Wat heeft het allemaal voor zin, als de zeespiegel stijgt en we Nederland op termijn toch moeten teruggeven aan de golven? 

Hij zei er wel bij, dat zij volop speculeren over economie en politiek, maar dat voor hen allen het fysieke stuk een blinde vlek is: ze hebben eigenlijk geen flauw idee hoe Nederland geografisch en technisch functioneert ten opzichte van de stijgende zee.

Wat staat ons te doen aan de zeespiegelstijging, in de eeuwen die voor ons liggen? In dit artikel schijn ik enig licht op de blinde vlek van Timon en zijn vrienden.

Eerst de kale feiten. Nederland is voor meer dan de helft van het oppervlakte overstroombaar. Om het naderende water het hoofd te bieden, zo horen we vaak, zouden we bovenal moeten inzetten op mitigatie, ofwel: reductie van CO2-uitstoot. Immers, geen hogere CO2-uitstoot, geen hogere zeespiegel. 

Klopt deze redenering?

Het terugdringen van broeikasgassen is belangrijk. Maar in wezen doen we dat niet zozeer voor onszelf; we doen het omdat we er vanuit gaan dat genoeg andere landen dit óók doen, in de hoop dat we samen verdere opwarming van de aarde op tijd kunnen stoppen. De miljardeninzet overal ter wereld op CO2-reductie is bewonderenswaardig, juist omdat we niet zeker weten dat het goed zal aflopen en omdat niemand het voor zijn eigen hachje doet. We doen het voor alle levende wezens op de planeet.

Adaptatie, ofwel: aanpassing aan de klimaatverandering, doen we daarentegen voor ons directe eigen belang. De goede afloop hebben we zelfs in eigen hand – als we tenminste vertrouwen houden in onze technologie en onze instituties.

Het conceptontwerp de ‘Hollandkering’ levert in combinatie met de bestaande Maeslantkering een zeer hoge betrouwbaarheid op, waardoor bij een stijgende zee in het benedenrivierengebied (van Hoek van Holland tot aan Gorinchem) op dijkversterkingskosten, overlast en uitstoot te besparen is.

De zeespiegelstijging is klote

Een stijgende zee kost geld. Op dit moment werken Rijkswaterstaat, waterschappen, provincies en havenbedrijven aan wat ik de Nederlandse Watermachine noem. Aan de delen van de Watermachine die gevoelig zijn voor zeespiegelstijging zetten ze jaarlijks 1,5 à 2 miljard euro om: beleidsontwikkeling, investeringsprojecten en dagelijks beheer en onderhoud.

Volgens vuistregels in de civiele techniek kom ik op de volgende kosten voor 1 meter zeespiegelstijging (ruim gerekend, zonder discontovoet, zie dit achtergrondartikel met onderbouwde schattingen van mijn hand; Rijkswaterstaat werkt momenteel aan nauwkeuriger berekeningen):

  • 20 miljard euro voor het versterken van dijken en dammen; 
  • 16 miljard euro voor het aanpassen van sluizen en stormvloedkeringen; 
  • 34 miljard euro voor het ophogen van buitendijkse gebieden zoals havens, de stranden (10 kilometer breed gerekend) en buitendijkse intergetijdennatuur; 
  • 4 miljard euro om neerslag en kwel van beneden zeeniveau een extra meter omhoog naar zee te pompen.

Dat is 74 miljard euro in totaal. 

Dit bedrag per meter loopt iets op na een meter of twee zeespiegelstijging. Met slimme innovaties kan het bedrag omlaag en sowieso is het sterk afhankelijk van de wereldeconomie en energieprijzen. (De berekeningen heb ik gedaan vóór de Oekraïneoorlog). 

Laten we voor het gemak afronden naar boven en uitgaan van 100 miljard euro per meter zeespiegelstijging. Voor een zeespiegelstijgsnelheid van 1 centimeter per jaar (dat is vijf maal sneller dan in de 20ste eeuw) is dat dus 1 miljard euro per jaar, stap voor stap uit te geven, steeds aan de meest prangende onderdelen van de Watermachine. 

Hoeveel is 1 miljard euro? Het is ongeveer twee keer zo veel als wat we nu jaarlijks in de dijken en de kust investeren (naast beheer en onderhoud). Het is ruim 0,1% van het BNP, ruim 0,2% van de Rijksbegroting en ruim 1% van de omzet in de bouw.

Is dit veel of weinig? Het moet, voorlopig, op te brengen zijn, maar we kunnen dit geld dan natuurlijk niet besteden aan andere zaken als onderwijs, zorg of klimaatmitigatie. De zeespiegelstijging is nu eenmaal klote, net als asbest in je huis of een slechte fundering. Het geld kan komen uit de Rijksschatkist, uit waterschapsbelasting en havengeld. 

De uitdaging is vervolgens om het slimmer aan te pakken dan volgens de basistechnieken waar de vuistregels achter mijn berekening op gebaseerd zijn: tegen minder kosten, minder uitstoot, minder verstoring van de natuur en met meer bijkomende baten. Zie bijvoorbeeld mijn eigen conceptontwerpen in de afbeeldingen bij dit artikel.

Welkom in de “lock-in”

Misschien vind je dit alles ingewikkeld, vind je de kosten te hoog, vertrouw je mij of de civiele techniek niet, of heb je nog altijd gewoonweg het onbestemde gevoel dat we hoe dan ook ooit weg zullen moeten uit ons drassige kikkerlandje.

“Het is als een gigantische betonnen plaat die we met z’n allen omhoog houden en die steeds zwaarder wordt”, zegt mijn hoogopgeleide vriend en leeftijdgenoot Ernst. “Ooit verplettert die plaat ons allemaal.” Ernst heeft serieuze plannen om naar Tsjechië te verhuizen.

Het staat iedereen natuurlijk vrij om hun eigen risicoinschattingen te maken. De overheid moet dit uiterst zorgvuldig doen en zich realiseren dat zelfs maar een suggestie in de richting van verhuizen van lage naar hogere gebieden een signaal afgeeft en op sentiment inspeelt in binnen- en buitenland: het begin van een afbrokkelend vertrouwen in de Watermachine. 

Er zijn serieuze denkrichtingen binnen overheid, politiek en kenniswereld rond het idee dat we vanwege de klimaatverandering moeten stoppen met het verder verstedelijken van laag Nederland: “zoek het hogerop”.

Het lijkt in eerste instantie best logisch om niet in een laaggelegen veengebied of diepe droogmakerij te bouwen terwijl de zee stijgt. Echter, het gaat niet om de ligging ten opzichte van NAP, maar om de plek in de Watermachine. 

Voor het polderbeheer is het verschil tussen een polder van 3 meter onder NAP en een van 4 meter het gemaaltje dat er tussen staat. Eeuwig moeten doorpompen lijkt eng, maar het kost bijna niks: een meter extra omhoog pompen kost zo’n 20 miljoen euro per jaar (tegen de energieprijzen van 2021). De huidige waterschapslasten van een paar tientjes per persoon per maand (waarvan 40% rioolwaterzuivering) laten zien dat polderbeheer niet duur is.

Een ander bezwaar bij het verder verstedelijken in laaggelegen polders zou zijn dat we toch ooit zullen moeten verhuizen. Hoe meer we nu verder verstedelijken, hoe meer we ons ingraven in ons fort in zee; ook wel een “lock-in” genoemd.

De keuze om wel of niet in een lock-in te duiken speelt vooral als een gebied nog onbewoond is. Als je daar een dijk bouwt, zullen er bouwwerken achter verrijzen. Als dat er steeds meer worden, zal je samen de dijk verder versterken. En zo verder, tot je ooit toch opeens wordt weggespoeld – of tot je, zoals in laag Nederland, een internationaal powerhouse hebt opgebouwd met meer dan 10 miljoen inwoners en een grond- en vastgoedwaarde van biljoenen euro’s. 

Beschermd door dijken, dus een lock-in: zeker. Maar elke investering en elke keuze is een grote of kleine lock-in. Dat een keuze iets vastlegt, is nou juist wat kiezen moeilijk maakt. 

Waarvoor is stoppen met verstedelijking in laag Nederland een oplossing? “De gemaalkosten worden te hoog,” klinkt het. Dit is, zolang energie betaalbaar blijft, niet waar. 

“Omdat we de lock-in moeten doorbreken?” Dit is abstract. Laten we het concreet houden.

Overstromingsrisico

Bij een overstroming is er minder schade als we ons gedeeltelijk terug hebben getrokken uit laag Nederland door er minder te bouwen. Hoe groot kan dit effect zijn? In de vakwereld werken we met het overstromingsrisico: kans maal gevolg.

Kans: in de Nederlandse geavanceerde waterbouw hebben dijken een “faalkans”: een schatting van de kans dat de dijk doorbreekt, gegeven de laatste kennis over waterstanden en de staat van de dijk. Sinds 2017 zijn maximale faalkansen verankerd in de Waterwet. We berekenen ze met de beste methoden ter wereld. We vergelijken ze met acceptabele faalkansen uit de wet. Vanuit de verschillen daartussen versterken we dijken.

De kans dat er een duin of dijk rond Noord- of Zuid Holland doorbreekt, is nu zo’n 1 op 10.000. Volgens de nieuwe Waterwet moet dat nog kleiner worden. Op Schiermonnikoog of langs de Alblasserwaard is de kans op doorbraak van een dijk groter, maar nog steeds heel klein. (Zie bijvoorbeeld de Veiligheid Nederland in Kaart-studie en het Waterveiligheidsportaal.)

Gevolg: de schade bij een overstroming hangt af van de manier waarop de dijk doorbreekt, de diepte van een gebied en de duur van het hoogwater.

Sommige rivierdijken zijn relatief smal, zodat gaten snel uitslijten. Aansluitende polders liggen vaak laag en de piek van de rivierafvoer kan dagen duren. Dan ontstaat er een enorme schade – bijvoorbeeld in de Betuwe, met potentieel tientallen miljarden euro’s schade per gat. Veel zeedijken en duinen zijn zo zwaar, dat zelfs bij een superstorm het gat maar langzaam groeit. Het gebied erachter is meestal niet zo diep en de piek van de storm duurt maar een paar uur. Een overstroming geeft dan enkele miljarden euro’s schade per gat.

Ook het ‘Haringvlietgemaal’ bespaart op dijkversterkingskosten. Als de stormvloedkeringen dicht zijn bij storm, pompt dit megagemaal het rivierwater naar zee.

Hoe meer verstedelijking, hoe meer schade. Stel het lukt met honderd jaar lang actief stimuleringsbeleid om 10 procent van de nieuwe verstedelijking in laag Nederland te verplaatsen naar hoog Nederland, dan is de totale land- en vastgoedwaarde in laag Nederland na honderd jaar zo’n 5 à 10 procent minder waard dan zonder verplaatsingsbeleid.

Risico is kans maal gevolg. De vermindering van het risico door het verplaatsingsbeleid is na 100 jaar dus 1/10.000 maal 5 à 10 procent, zo’n miljoen euro (per jaar) als een storm tien gaten slaat.

Tegenover deze baat staan kosten. Ten eerste de moeite die het ruimtelijke ordeningsapparaat moet doen om verstedelijking van laag naar hoog Nederland te stimuleren. Ten tweede de duizenden mensen die liever in laag dan hoog Nederland wonen, maar voor wie de situatie te kwetsbaar geacht wordt – zelfs al wonen er al honderdduizenden mensen.

De grootste kostenpost lijkt mij echter het volgende: als de overheid openlijk aangeeft laag Nederland te kwetsbaar te vinden voor nieuwe verstedelijking, jaag je mensen die al laag wonen de stuipen op het lijf. Buitenlandse bedrijven en personen zullen zich afwenden van Nederland om in te investeren of te wonen. 

Immers, bijna niemand rekent zelf.

Vertrouwen in de Watermachine

“Ja maar, het voelt gewoon niet goed om in laag Nederland te blijven verstedelijken, terwijl de zeespiegel stijgt. Ooit zullen we toch moeten verhuizen? Kunnen we niet een beetje van beide doen: dijken versterken én het hogerop zoeken?”

Gevoel is lastig. Met een rationele bril stoppen we met iets beschermen op het moment dat het beschermen duurder is dan wat het beschermde waard is: een “break-even”-punt. Als de zee blijft stijgen, wordt dit punt ooit bereikt. 

In een vereenvoudigde berekening kom ik voor Vlieland op 0,65 meter, Texel 1,2 meter, westelijk Walcheren 12 meter, Friesland en Groningen 25 meter en geheel laag Nederland 145 meter. Als we elk jaar een beetje versterken, bereiken we de break-even-punten nooit, behalve misschien voor de Waddeneilanden.

“En de bodemdaling dan? Dat gaat ook maar door! En het gaat ook steeds harder regenen!”

Bodemdaling wordt vaak in één adem genoemd met de zeespiegelstijging. Dat is niet terecht. Het probleem van de bodemdaling betreft vooral oude gebouwen en oude infrastructuur die verzakken door een zwakke fundering. De kosten hiervan lopen volgens het Planbureau voor de Leefomgeving in de tientallen miljarden, maar het is niet zo, dat laag Nederland centimeters per jaar aan het zakken is.

Een zwak punt in het huidige Nederlandse dijkensysteem is de 2 kilometer lange dijk die dwars door historisch Dordrecht loopt. Bij zeespiegelstijging is deze ‘Boulevardkering’ ook om Dordrecht heen te leggen, niet als dijk van grond en steenbekleding maar als constructie van staal en kunststof.

Wat wel centimeters per jaar zakt, is het veenweidegebied. Daar is wat aan te doen en bovendien hebben zakkende veenweidegebieden weinig invloed op het totale overstromingsrisico. Overstromingen beschadigen vooral gebouwen. Die verzakken dus wel, hier en daar, maar zakken niet grootschalig als geheel. En vooral wordt het overstromingsrisico gedomineerd door de faalkans van dijken en hoe snel de gaten in de dijken groeien.

Het gaat ook vaker harder of juist helemaal niet regenen, en dat is vervelend. De waterschappen kunnen hier van alles aan doen en dat doen ze ook al eeuwen. 

De afvoer van de grote rivieren en de deltawerken zijn ingewikkeld en bewerkelijk, maar ook aan die onderdelen van de Watermachine valt prima te sleutelen als het er daadwerkelijk op aan komt. (Zie bijvoorbeeld de conceptontwerpen afgebeeld bij dit artikel en deze verhandeling over de benedenrivieren.)

De betonnen plaat waar Ernst bang voor is, is zo zwaar niet. We tillen de plaat met zo velen, dat een pink per persoon de plaat omhoog houdt.

We moeten wel blijven staan. Hoe meer mensen onder de plaat vandaan kruipen uit angst ervoor, hoe meer de anderen moeten tillen.

Tot slot

Ik begon over deze thema’s na te denken toen ik twintig jaar geleden als ontwerper innovaties bedacht voor drijvende steden. Ik wist toen net zo weinig van de Watermachine als Timon en zijn vrienden nu. Inmiddels ben ik gepromoveerd in de waterbouw en noem ik me publicist en innovator over waterveiligheid en waternatuur. In mijn vrije tijd lees ik graag over economie en psychologie.

Ik meen dat de essentie van de discussie over adaptatie gaat over vertrouwen. Niet alleen in de Watermachine in het bijzonder, maar ook in ons technische, organisatorische en reflectieve vermogen in het algemeen. Een betrouwbare overheid, een competitieve economie, betaalbare energie, een gezonde financiële sector, structurele kennisontwikkeling, kritische journalistiek, goed onderwijs.

“We vertrouwen er nu misschien op, maar hoe zit het met dit vertrouwen op de ultralange termijn?” Een goede vraag, geen eenduidig antwoord. Voer voor filosofen, zoals Timon.

Nawoord

Timon mailde mij na het lezen van dit artikel het volgende: “Aan het eind raak je de kern van van mijn zwartgalligheid. Je vraagt een enorm vertrouwen in een ingewikkeld complex van ketenen die niet allemaal even berekenbaar zijn als de technische en economische dimensies waar jij je op hebt gestort. Afgezien nog van de (geo-)politieke, (socio-)economische en ecologische bedreigingen die het klimaatprobleem met zich meebrengt dat is bij elkaar een te groot domein om iets zinnigs over te schrijven, noch is het het meest directe probleem voor Nederland is het de onzekerheid die dit gigantische vertrouwen met zich meebrengt, dat ons onze existentiële zorgen baart.

Vertrouwen in de Watermachine, de techniek, de wetenschap, zelfs de politiek is niet de grootste horde, hoewel jouw stuk een aangenaam licht schijnt op mijn blinde vlek. Het is ook juist die notie van rationaliteit die je in je titel hanteert een economische of technische rationaliteit die iets rationeel mag noemen op basis van een positieve kosten/baten-balans waar onze leiders mee denken, die in brede zin niet altijd rationeel is gebleken.

Jouw analyse is een contingentie, die zich berust op een zeker techno-optimisme, het geloof dat de rationaliteit, techniek en wetenschap uiteindelijk voor een goede afloop zullen zorgen.”

Ik begrijp de bezwaren van Timon. Mijn wedervraag: wat is, voor een simpele kosten-baten rationaliteit, en voor inzetten op vertrouwen, het alternatief?

Ties Rijcken werkt onder meer als adviseur en spreker. Meer artikelen en innovaties over waterveiligheid en waternatuur zijn te zien op www.tiesrijcken.nl.

BRAINSTORM | RePlanet Meetup #6 | 23 februari 2023 | 19:00u | Boothstraat kerk | Utrecht

Het afgelopen jaar was een groot succes. RePlanet heeft zijn entree gemaakt op het politieke speelveld en naamsbekendheid vergaard. Zowel nationaal als internationaal hebben de campagnes van RePlanet, waaronder SwitchOffPutin, Kern voor Klimaat en Reboot Food, ruim bereik genoten. Ook vond het eerste internationale RePlanet-congres plaats in Warschau en is er inmiddels zelfs een RePlanet Africa in oprichting! En daar blijft het niet bij. Dit jaar gaat RePlanet doorpakken.

We nodigen je daarom van harte uit om deel te nemen aan onze aanstaande brainstormsessie. Daarin gaan we ons verdiepen in de drie thema’s waar RePlanet zich om bekommert: 

  • energie, met name gericht op de potentie van schone energie en onze actiegroep Kern voor Klimaat; 
  • voedsel, met name gericht op land sparing en New Breeding Techniques, om de voedselproductie te verduurzamen en efficiënter te maken en de biodiversiteit te beschermen; en 
  • armoede, met name gericht op het bevorderen van welvaart door middel van ondernemerschap, ontwikkelingshulp en innovatie.

Hoe kunnen we de komende tijd met deze thema’s aan de slag? We zijn ervan overtuigd dat we met elkaar tot fantastische resultaten kunnen komen als we samenwerken en onze kennis en ervaring combineren. Sluit je aan!

De brainstormsessie vindt plaats op donderdag 23 februari van 19:00 tot 21:00 in de Grote en Kleine Zolder van de Boothstraat kerk, Boothstraat 7 in Utrecht. Na afloop doen we uiteraard een borrel aan de bar. Deelname is gratis en registreren kan via het volgende formulier.

We kijken uit naar jullie komst.

BRAINSTORM
RePlanet Meetup #6 | 23 februari 2023 | 19:00 – 21:00
Boothstraat kerk | Boothstraat 7 | 3512BT | Utrecht

Aanmelden

Marco Visscher: Wie is er bang voor kernenergie? | RePlanet Meetup #5 | 24 november 2022 | 20.00u | Leeszaal West | Rotterdam

De voordelen van kernenergie zijn nagenoeg bekend: zonder CO2-uitstoot produceert een kerncentrale 24 uur per dag schone stroom met slechts weinig grondstoffen. Maar bij velen roept kernenergie een ongemakkelijk gevoel op. Er hangt een dreiging van gevaar omheen. Wat als het misgaat? De argwaan zit diep.

Om de angstgevoelens te verklaren en te pareren, schreef journalist Marco Visscher Waarom we niet bang hoeven te zijn voor kernenergie: De emoties & de feiten. In een presentatie vertelt hij wat we kunnen verwachten als er ergens een meltdown optreedt. Hoeveel straling komt er dan vrij? Wat is straling eigenlijk? Wat kunnen we leren van het kernongeval in Fukushima? Gaandeweg leren we iets over beeldvorming, over journalistiek en over de perverse prikkels in de nucleaire sector.

>> Beluister een boekfragment

>> Bestel het boek

Marco Visscher: Wie is er bang voor kernenergie?
RePlanet Meetup #5 | 24 november 2022 | 20.00u | Leeszaal West
Rijnhoutplein 3 | 3014TZ | Rotterdam

Sluit je aan! We kunnen vele handen en slimme hoofden gebruiken voor onze acties en campagnes de komende tijd!

Er is beperkt plek en entree is gratis, dus meld je snel aan via onderstaand formulier!

Aanmelden

Ralf Bodelier: Bevolkingsgroei is geen probleem | Welkom in het Antropoceen #15

Veel mensen beweren dat de aarde niet zoveel mensen kan dragen. Zij menen dat we eindelijk iets moeten doen aan de ‘overbevolking’ wanneer we het milieu willen beschermen. Want de mens, stellen zij, is een kanker die Moeder Aarde ziek maakt, een plaag die moet worden bestreden. Intussen stevenen we deze eeuw af op een wereldbevolking van 10 miljard.

Ralf Bodelier deinst niet terug voor die groei. Al meer dan tweeduizend jaar wordt beweerd dat we met ‘teveel’ zijn, en het was juist tijdens een ongekende bevolkingsexplosie dat de wereld grote vooruitgang boekte. Wij mensen zijn namelijk in staat om problemen op te lossen; daarna zijn we allemaal beter af. Ralf schreef er een inspirerend boek over: Lang leve de mens. In een nieuwe aflevering van onze podcast Welkom in het Antropoceen een gesprek over Afrika, sloppenwijken en racisme – en over de neiging om ‘de ander’ te zien als de oorzaak van ellende.

Bestel het boek van Ralf.

Rob De Schutter: Van ecomodernisme naar RePlanet | Welkom in het Antropoceen #14

Studio Ecomodernisme is van naam veranderd en gaat verder als: Welkom in het Antropoceen. Waarom? In de eerste aflevering legt Rob De Schutter dat uit.

Binnen de groene beweging hebben ecomodernisten het debat verrijkt met een scherpe blik op de rol van wetenschap en technologie bij het oplossen van problemen rondom milieu en klimaat. Nu hebben ecomodernisten in Europa zich verenigd in een nieuwe organisatie, RePlanet. RePlanet combineert een rol in de intellectuele voorhoede met acties op straat.

Rob De Schutter stond aan de basis van RePlanet. In deze podcast – de eerste onder de nieuwe naam – vertelt hij over de sterke en zwakke punten van het ecomodernisme, en over hoe het ecomodernistische denken overliep in de visie van RePlanet. Verder: over hoe de invasie van Oekraïne onze agenda van urgentie voorzag, over onze verantwoordelijkheid om van het Antropoceen iets moois te maken, en over hoe Rob zijn ecodepressies uit zijn jongere jaren tegengaat.

Ralf Bodelier: Lang Leve De Mens | RePlanet Nederland Meetup #3

De derde RePlanet Meetup, die plaatsvond op 25 augustus bij LAB111 in Amsterdam, was een groot succes. Zoals aangekondigd, maakte Ralf Bodelier korte metten met het misantrope argument van “overbevolking”.

Het argument van overbevolking is door de geschiedenis heen misplaatst maar soms ook ronduit kwaadaardig aangehaald en ingezet, met allerlei nare en onmenselijke resultaten ten gevolg. Ralf plaatste het argument in historische context en schetste een optimistisch toekomstbeeld aan de hand van harde cijfers. Conclusie? Het idee dat er te veel mensen op aarde zouden zijn, dat is een hardnekking fabel van alle tijden. Armoede, honger, klimaatdoden, vele onwenselijke fenomenen nemen, in tegenstelling tot de vele sombere voorspellingen, gestaag af, en wel dankzij economische groei en innovatie. De daaruit voortkomende welvaart is echter geen natuurlijk gegeven, maar een gevolg van menselijke inventiviteit en vrij ondernemerschap en vereist een zeker verantwoordelijkheids- en plichtsbesef.

Gegrepen door deze behoorlijke boodschap? Voor het eerst is de lezing ook opgenomen, dus, mocht je de meetup hebben gemist of wil je alles nog eens terugkijken, dat kan! Denk je, “nou, dat is razend interessant, ik wil meer”? Bestel dan het boek van Ralf.

Hopelijk tot ziens bij de volgende meetup. Tot dan!

Nieuwe naam: RePlanet Nederland

Vanaf vandaag heeft onze stichting een nieuwe naam: RePlanet Nederland. Met de naam willen we benadrukken dat we niet alleen een ambitieus plan nodig hebben om het klimaatprobleem op te lossen maar ook om onze relatie met landgebruik te herzien. We moeten onze ecologische voetafdruk terugbrengen, zodat we de ruimte creëren om de natuur te bevrijden. Om daar te komen, moeten we slim beleid en technologie inzetten. Daarvoor blijven we ons baseren op wetenschap.

We blijven staan voor een groene planeet waarop een groeiende wereldbevolking kan floreren, met respect voor alle levende wezens. We willen uitbundige, schone energie voor iedereen, terwijl we het klimaat stabiliseren. We willen miljarden mensen voeden, terwijl we ruimte maken voor meer biodiversiteit.

We zullen de toekomst opnieuw moeten vormgeven. Met RePlanet Nederland willen we daaraan een bijdrage leveren. We houden u op de hoogte!

Nieuw: Studio Ecomodernisme, de podcast

Iedere maand een boeiend gesprek over een schone planeet en een goed leven voor iedereen: dat is de opzet van Studio Ecomodernisme. In deze podcast geven we vorm aan deze dialoog door in gesprek te gaan met interessante denkers. Studio Ecomodernisme is een samenwerking tussen Stichting Ecomodernisme en Ecomodernisme.be, het platform van onze Vlaamse strijdmakkers.

Te gast in onze allereerste aflevering is Gerard Govers, geograaf en vicerector aan de KU Leuven. In het debat over de aanpak van klimaatverandering brengt hij een heldere boodschap: we moeten álles doen. Over de sturende rol van de overheid schreef hij onlangs een hoofdstuk in het boek Meer: Hoe overvloed de wereld juist duurzamer en welvarender maakt. In Studio Ecomodernisme – opgenomen in de studio van Urgent.fm, ofwel de studio van de Universiteit Gent – praat gastheer Marco Visscher met Govers over zijn visie over wat de overheid moet doen om de klimaatcrisis te bezweren.

Klik hier om de podcast te beluisteren op uw platform van keuze:   https://podlink.to/StudioEcomodernisme. Vergeet niet te abonneren, zodat u nooit een aflevering mist.

 

Boek: Meer: Hoe overvloed de wereld juist duurzamer en welvarender maakt

Hoe lossen we de grote problemen van deze tijd op: de klimaatverandering, de groeiende ongelijkheid en de biodiversiteitscrisis? Moeten we soberder leven, met minder groei, consumptie en reizen, zoals de groene beweging wil? Of ligt de oplossing in minder overheid, minder ontwikkelingsgeld en minder wetenschap, zoals het rechts-populisme voorstaat?

Niet mínder, maar méér is de enige weg, volgens de auteurs van dit uitdagende boek, een vervolg op de bundel Ecomodernisme. Zo pleiten ze voor meer economische groei en welvaart om armoede te bestrijden en duurzame technologie mogelijk te maken, en voor meer overheidsingrijpen om individuele vrijheid te creëren. Een overvloedige, moderne wereld leidt tot meer geluk en autonomie. Als we dan ook nog in onszelf en ons vernuft durven geloven, ligt er een stralende toekomst in het verschiet. Koop ‘m hier bij Bol.com.

Lees hier de inleiding, geschreven door Hidde Boersma:

In de warme zomer van 2019 publiceert de Britse antropoloog en schrijver Jason Hickel een betoog op de Amerikaanse site New Internationalist onder de titel ‘Progress and Its Discontents’ – vrij vertaald: het ongemak van de vooruitgang. Het is een lange aanklacht tegen vooruitgangsdenkers als ‘Enlightenment Now‘-schrijver Steven Pinker, Microsoft-oprichter Bill Gates, en wijlen ‘rockstar’ statisticus Hans Rosling. Dit trio vertelt al een paar jaar in de media het verhaal dat het uitstekend gaat met de wereld. Dat de industriële revolutie, de globalisering, de vrije handel, de ratio en de wetenschap de planeet rijker, gezonder, geletterder en vrediger hebben gemaakt. De wereld is nooit een betere plek geweest dan nu, is de overtuiging van het drietal en zijn aanhangers, onder wie de meeste schrijvers van dit boek.

Niet volgens Hickel. Volgens hem proberen de zogeheten Nieuwe Optimisten met het verhaal een onderdrukkend economisch systeem van roofkapitalisme en kolonialisme in leven te houden. Hickel vindt dat de ontwikkelingen in de 20e eeuw meer ellende dan goeds hebben gebracht. Het leven was voor veel mensen beter in de 19e eeuw, omdat ze toen ‘overvloedige toegang hadden tot land, water, bossen, vee en een robuust systeem van delen en wederkerigheid’, aldus Hickel. Het idee dat de balans van de globalisering, industrialisering en technologisering die de 20e eeuw kenmerkte, uiteindelijk negatief uitpakt, is populair, alleen al getuige zijn ruim 65.000 volgers op Twitter.

Het is precies het tegenovergestelde verhaal als dat van de Nieuwe Optimisten. Zij zien de 20e eeuw als sluitstuk van wat in de 17e eeuw begon met de Age of Reason en de Verlichting. Toen begon de weg naar de moderniteit; naar een wereld die steeds globaler, individueler, meer verstedelijkt en materieel welvarender werd. Ze stellen dat wetenschap en innovatie, hand in hand met sociale ontwikkelingen als de geboorte van mensenrechten, de wereld een almaar betere en comfortabelere plek maakte. We zijn er nog lang niet, maar als we doorzetten op het pad van vooruitgang en modernisering dan leeft over een paar decennia de hele wereld het goede leven.

Hickel wil er niet aan, en met hem een steeds groter deel van de westerse wereld. Heel langzaam kruipt er sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw een chagrijn in ons denken. Neem de resultaten van een onderzoek van het internationaal onderzoeksbureau Ipsos/ mori uit begin 2020, nog voor de coronacrisis toesloeg. Daarin vroeg het bureau participanten of ze vonden dat het land waarin ze woonden zich in de juiste richting bewoog; of ze optimistisch waren over de toekomst. Wat bleek? Een schamele 17 procent van de Italianen vond dat. In Frankrijk was 21 procent daarvan overtuigd en zelfs in Zweden, dat op bijna alle internationale lijstjes van welzijn en geluk bovenin staat, verwacht maar 25 procent van de mensen dat de toekomst beter zal zijn dan het heden. Dat is een markant verschil met opkomende landen. In China bijvoorbeeld gelooft maar liefst 90 procent van de burgers in een betere toekomst. Bij inwoners van India en Saoedi-Arabië is dat respectievelijk 78 en 58 procent: daar zitten de fans van de vooruitgang.

Maar is het pessimisme van Europese landen over de modernisering niet begrijpelijk? Volgens de Amerikaans-Servische econoom Branko Milanovic heeft bijna iedereen op de wereld de afgelopen veertig jaar geprofiteerd van de economische groei en de globalisering, behalve de onder- en middenklassen in het rijke Westen. Hun reële inkomen is al dertig jaar nauwelijks gestegen en voor veel kinderen geboren in deze periode is het maar de vraag of ze het beter krijgen dan hun ouders. Velen hebben het gevoel dat ze stilstaan, terwijl de rest van de wereld hen inhaalt. Dat doet het zelfvertrouwen geen goed. Logisch dat mensen twijfelen of ze met de modernisering wel de goede weg zijn ingeslagen.

Dat gevoel wordt ook gevoed door wat economen de wet van de afnemende meeropbrengsten noemen: vooruitgang in welvaart levert het meeste op voor mensen die arm zijn en een onzekere plaats hebben in de maatschappij. Ben je al rijk, verzekerd van inkomen en wonend in een veilige omgeving, dan zal vooruitgang hoogstens iets meer van hetzelfde inhouden, en daardoor minder zichtbaar zijn. Wij in het rijke Westen zijn gewend geraakt aan welvaart en vooruitgang. Bovendien: als je heel veel hebt, heb je meer te verliezen dan te winnen. Dat leidt tot behoudzucht, in plaats van vernieuwing.

Velen hebben het gevoel dat ze stilstaan, terwijl de rest van de wereld hen inhaalt

De afkeer tegen de modernisering in het Westen is niet onschuldig, en wordt cru als deze wordt geëxporteerd naar landen die er nog veel meer bij te winnen hebben. Bijvoorbeeld wanneer rijke westerlingen modernisering van de landbouw ontraden aan Afrikaanse landen, omdat het ’toch ook nadelen heeft’; is het niet beter dat kleine boeren zonder kunstmest en tractoren werken, en zelfvoorzienend blijven? Of dat men zich gaat afvragen of iedereen op de wereld wel écht een wasmachine nodig heeft, zoals Rosling optekende uit de mond van zijn studenten. En het kan toch niet de bedoeling zijn dat al die Bolivianen en Laotianen uiteindelijk ook auto’s, airco’s en koelkasten kopen en dat ze even makkelijk als wij op het vliegtuig stappen? In deze vorm wordt het westerse pessimisme over de moderniteit ronduit kortzichtig en verwaand.

Het ongemak van de moderniteit is niet het alleenrecht van deze of gene politieke stroming. Het laat zich over de gehele breedte van de maatschappij zien, getuige de twee belangrijkste politieke stromingen van dit moment: het behoudsgezinde populisme aan de rechterkant en het groene denken – de Engelsen hebben er het mooie woord environmentalism voor – aan de linkerkant. Ze zijn minder verschillend dan je zou denken: beide stromingen vinden elkaar in de vaststelling dat modernisering en vooruitgang zijn doorgeschoten, dat het beter is om een stapje terug te doen om een bepaalde harmonie of natuurlijke orde te herstellen die teloor is gegaan. De moderne samenleving is te veel gericht op individuele vrijheid en materiële consumptie, te geglobaliseerd en te decadent. Het leidt tot moreel verval (volgens rechts) en verstoring van onze band met de natuur (volgens links).

Beide ideologieën hunkeren naar de vermeende eenvoud, gemeenschapszin en saamhorigheid van weleer, en romantiseren zo een verleden dat in werkelijkheid niet heeft bestaan. De ene groep wil terug naar de tijd toen mannen nog mannen waren, zoals Forum voor Democratie-voorman Thierry Baudet en de Hongaarse president Viktor Orbán, en toen we trots waren op onze natie. De anderen hebben heimwee naar de tijd toen de mens in harmonie leefde met de natuur, in kleine en hechte gemeenschappen waar mensen naar elkaar omkeken, zoals groene ngo’s als Milieudefensie ons voorspiegelen; daarom voelen ze weinig voor modernisering en industrialisering in ontwikkelingslanden. De uitwerking mag dan deels verschillend zijn, voor beide groepen ligt het antwoord op de uitdagingen van vandaag in ieder geval niet in verdere modernisering.

Zowel rechtse populisten als linkse groene denkers stellen vast dat modernisering en vooruitgang zijn doorgeschoten

Het leidt soms tot bijzondere overeenkomsten tussen progressief en conservatief. Toen in 2019 de oerconservatieve denker Roger Scruton overleed, schreef het dagblad Trouw in een in memoriam dat de rode lijn in Scrutons boeken de angst voor het verlies van het eigene, lokale en traditionele is. Precies dat sentiment resoneert in de strijd van milieuactivisten die inheemse culturen willen behoeden voor de modernisering, of in boeken als In Defense of Food (Een pleidooi voor echt eten) van Michael Pollan en The Hundred Mile Diet van Alisa Smith en J.B. MacKinnon en in populaire ‘groene’ films als The Biggest Little Farm, die het kleinschalige, traditionele leven romantiseren.

Een belangrijke oorzaak van het onbehagen met de moderne maatschappij is het gevoel dat we de controle over het eigen leven kwijt zijn. De kop van Jut hiervoor verschilt aan beide kanten van het politieke spectrum. Volgens de linkerkant zijn vooral grote bedrijven het kwaad: ons voedselsysteem wordt gedomineerd door weinig transparante monopolisten, onze gezondheid door de op winst beluste farmaceutische industrie en ons klimaat wordt om zeep geholpen door een kleine groep van multinationals. Om de controle terug te pakken beginnen mensen hun eigen moestuin of weigeren ze hun kind te laten vaccineren. In haar prijswinnende boek On Immunity beschrijft Eula Biss dat meerdere vriendinnen de verschillende prikken voor hun baby weigeren, als statement tegen de kapitalistische, ondoorzichtige wereld.

Microbioloog en NRC-columnist Rosanne Hertzberger ontwaart bij haar hoogopgeleide, doorgaans linksgeoriënteerde soortgenoten zelfs een trend van ‘ont-ontwikkeling’ als reactie op alle ontwikkeling en comfort. ‘Conserveermiddelen, zoetstoffen, vaccinaties, gentechnologie, de anticonceptiepil zijn voorbeelden van moeizaam tot stand gekomen innovaties die nu van tafel worden geveegd door “de bezorgde burger”,’ schrijft ze. Gemak is verdacht, op pakjes en zakjes om te koken wordt neergekeken. Het leven mag wel wat moeizamer en authentieker en trager, maar uiteraard kan alleen de gegoede klasse zich dit veroorloven en ermee koketteren.

De rechterkant richt zich vooral op de overheid en haar instituten, en tegen de intellectuele ‘elite’ die onze mooie Europese beschaving verloochent en verafschuwt. De Europese Unie moet het ontgelden als megalomaan, geldverslindend en ondemocratisch. Het internationale klimaatpanel IPCC zou een ‘linkse’ klimaatagenda hebben, in Nederland kweken populisten wantrouwen tegen het RIVM en het KNMI, door ze te beschuldigen van het hebben van een politieke kleur. Dat ging zo ver dat de VVD in 2011 het meteorologische instituut zelfs wilde opheffen vanwege ‘partijdigheid’ in het klimaatdebat. De oplossingen lijken duidelijk: grenzen dicht, Nexit, weg met de huidige elites en hun culturele zelfhaat en multiculturalisme, en een terugkeer naar traditionele sekserollen en masculiene autoriteit: alles weer als vanouds onder controle.

De verhoopte resultaten van links en rechts lijken sterker op elkaar dan beide richtingen lief is: een kleinschaligere, overzichtelijke, eenvoudige, minder open en minder geglobaliseerde wereld. Dat rechts zich weinig hard maakt voor vooruitgang en modernisering mag geen verrassing heten, zij zijn immers vooral begaan met het behoud van het bestaande en waarschuwen al eeuwen voor het geloof in maakbaarheid en roekeloos optimisme. Dat ze af en toe opkomen voor progressieve waarden, zoals het homohuwelijk, komt vooral omdat die tegenwoordig deel uitmaken van de zogenaamde typisch Nederlandse cultuur – een nieuwe status-quo -, ook al werden ze destijds hard bevochten op rechtse krachten. (Een groot deel van de VVD, inclusief leider Frits Bolkestein, stemde destijds tegen openstelling van het burgerlijk huwelijk voor mensen van hetzelfde geslacht.)

Met nieuwe rechten voor minderheden zoals transgenderpersonen of moslims hebben ze al een stuk meer moeite. Bovendien is er het dedain voor een van de belangrijkste motoren achter de vooruitgang – de wetenschap – vanwege de positie van veel wetenschappers in het klimaatdebat en recenter het stikstofdossier, waarbij actievoerders de kennis van het RIVM en van wetenschappers van onder andere Wageningen University in twijfel trekken.

Communisme, socialisme, sociaal-democratie: ze draaiden om het streven naar een wereld vol welvaart

Dat ook links zich afkeert van de vooruitgang en de modernisering, is echter opvallend: in de 20e eeuw was de hele premisse van links de verheffing van de arbeider en andere minderbedeelden. Iedereen moest mee in de vaart der volkeren, iedereen moest mee kunnen profiteren van welvaart en comfort. Van het communisme via het socialisme tot de sociaal-democratie, al deze stromingen draaiden om het streven naar een wereld vol welvaart. ‘Communisme is Sovjetmacht plus de elektrificatie van het hele land,’ placht Vladimir Lenin te zeggen; iedereen zou toegang moeten hebben tot goedkope energie om comfortabel te kunnen leven. In diezelfde lijn meende PvdA-voorman Joop den Uyl in de jaren zestig dat ‘alle mensen recht hebben op een eigen auto voor de deur, óók de arbeiders’. De sociaal-democratie slaagde er in de 20e eeuw in om arbeiders massaal mee te laten profiteren van de stijgende materiële welvaart en was bovendien verantwoordelijk voor het optuigen van een brede welvaartsstaat.

Dat alles veranderde in de jaren zeventig, vooral na de publicatie van Grenzen aan de groei van de Club van Rome in 1972. In dat rapport waarschuwde de club van Europese wetenschappers dat de mensheid de draagkracht van de aarde zou overschrijden als men zou doorgaan op de ingeslagen weg. Links omarmde het rapport en plots had het een ideologie waar welvaart en vooruitgang tegenover het lot van de planeet worden gezet, als waren het twee onverzoenbare machten. Niet toevallig valt deze transitie samen met de overname van links, en dan met name de sociaal-democratie, door de stedelijke midden- en bovenklasse, voor wie welvaartsgroei niet meer het belangrijkste was. De arbeiders en de mensen in ontwikkelingslanden hebben het nakijken.

Het levert voorstellen op die de oude socialisten en sociaal-democraten zich in hun graf zouden doen omdraaien, zoals pleidooien voor ontgroeiing (degrowth). In linkse kringen zijn op dit moment denkers als de eerdergenoemde Jason Hickel, George Monbiot en Giorgos Kallis populair, die stuk voor stuk pleiten voor minder economische welvaart en een soberder leven. Het is wat Michael Shellenberger, een van de grondleggers van het ecomodernisme, in een stuk op de linksgeoriënteerde, Amerikaanse website Alternet The Great Reversal noemt, de grote ommekeer.

Het mag dan ook geen verrassing zijn dat linkse denkers de huidige coronacrisis aangrijpen om de moderne wereld aan te klagen. In een retoriek die doet denken aan de boetepreken van zware dominees stellen ze dat deze crisis een ‘logische correctie is op onze megalomane levensstijl’, aldus amc-psychiater Damiaan Denys. ‘covid-19 is niet het virus, wij zijn het virus’, is een populaire meme op sociale media. Myriam Dumortier van de groene denktank Oikos vindt in het Belgische tijdschrift Knack dat deze crisis laat zien ‘dat we onze verhouding met de natuur moeten herzien’. ‘covid-19,’ zo schrijft ze, is een ‘stuiptrekking van een systeem dat zijn limieten overschreden heeft.’ Zoals hiv volgens sommigen de schuld was van onze immorele levensstijl, zo is het coronavirus dat van het consumentisme. Zelfs de Verenigde Naties gaan erin mee, zoals hoofd milieuzaken Inger Andersen: ‘De natuur stuurt ons een boodschap.’

Ook overvloedige energie is verdacht. Een van de grondleggers van de milieubeweging, Paul Ehrlich, schrijver van het invloedrijke The Population Bomb (De bevolkingsexplosie), vond al in de jaren zeventig dat ‘het geven van overvloedige, goedkope energie aan een samenleving, gelijkstond aan het geven van een machinegeweer aan een kind’. Die opmerking resoneert in moderne, linksgeoriënteerde milieubewegingen zoals Greenpeace, die bij hun berekeningen van toekomstig energiegebruik altijd uitgaan van een drastische reductie: hoe minder energie mensen gebruiken, hoe beter. Maar om welvaart tot stand te brengen, heb je overvloedige en goedkope energie nodig. Dat was bij ons zo de afgelopen twee eeuwen, en dat zal ook zo zijn in ontwikkelingslanden. De wereld heeft méér energie nodig, niet minder.

Het wordt tijd dat we als mens opnieuw durven te geloven in onszelf, in onze kracht om de wereld beter te maken

De visie van links op wetenschap veranderde ook. Daar waar wetenschap en technologie voorheen manieren waren om het leven te verlichten en de levenskwaliteit te verbeteren, wekt de wetenschap vandaag achterdocht op. Invloedrijke postmoderne denkers zoals Michel Foucault en Bruno Latour ondergroeven het geloof in wetenschappelijke kennis door die te kenschetsen als een subjectief product van haar tijd en door wetenschappers te ontmaskeren als autoritaire machtstrevers. Ze waarschuwen voor de gevaren van technologische vooruitgang en overmoed.

Ook op dat punt vonden links en rechts elkaar. Het voorzorgsprincipe, een van oorsprong conservatief instrument, werd onder druk van groene partijen stevig verankerd in het gedachtegoed van de Europese Unie: als we niet kunnen bewijzen dat iets veilig is, laten we het niet gebruiken, ongeacht de voordelen. En aangezien het bijzonder moeilijk is om met absolute zekerheid te bewijzen dat een nieuwe technologie geen enkel schadelijk neveneffect heeft, zet het voorzorgsbeginsel een enorme rem op technologische vooruitgang. Zelfs Wouter van Dieren, een van de oprichters van de Club van Rome, stoort zich aan de ‘behoudzucht van de wauwelende milieuorganisaties’, vertelde hij begin 2020 in een interview in Trouw.

Geen wonder dat het kamp van de vooruitgangsdenkers stilaan leegloopt. Wie staat vandaag nog voor moderniteit, voor meer welvaart, energie en gemak voor iedereen? In deze bundel komen elf denkers van verschillende politieke snit aan het woord, die het vooruitgangsdenken weer willen aanwakkeren. Het is een pleidooi voor overvloed, voor verbetering, voor overdaad en voor modernisering. Dat is broodnodig, want rijke westerlingen mogen dan wel genieten van de zegeningen van vooruitgang, maar dat geldt lang niet voor iedereen. Nog steeds leven er ruim 800 miljoen mensen in extreme armoede, nog steeds moeten 940 miljoen mensen het stellen zonder elektriciteit. Nog steeds zijn er te veel mensen die de vrijheid en het geluk van de moderne wereld ontberen.

Er is juist meer welvaart en innovatie nodig om duurzame technologieën te ontwikkelen en de wereld mooier te maken. Het wordt tijd dat we als mens opnieuw durven te geloven in onszelf, in onze kracht om de wereld beter te maken. Opdat iedereen een verheven, comfortabel, veilig en gelukkig leven kan leiden op een bloeiende groene planeet. Dat zijn wij aan onszelf verplicht, en aan iedereen die het veel minder getroffen heeft dan wij.


Zie voor een recensie van het boek: