De zeespiegel stijgt. Wat nu?

Stimuleringsbeleid van laag naar hoog Nederland zal nog eeuwen lang irrationeel zijn, maar we moeten wel vertrouwen houden in technologie en instituties.

Tekst en afbeeldingen: Ties Rijcken

Een paar keer per jaar komt Timon bij mij in de tuin werken. Daar verheug ik me altijd op. Als vijfenveertigjarige waterprofessional hoor ik graag hoe hij als twintigjarige filosofiestudent naar de wereld en zijn toekomst kijkt. Veel van zijn vrienden zijn serieus zwartgallig , vertelde hij laatst. Wat heeft het allemaal voor zin, als de zeespiegel stijgt en we Nederland op termijn toch moeten teruggeven aan de golven? 

Hij zei er wel bij, dat zij volop speculeren over economie en politiek, maar dat voor hen allen het fysieke stuk een blinde vlek is: ze hebben eigenlijk geen flauw idee hoe Nederland geografisch en technisch functioneert ten opzichte van de stijgende zee.

Wat staat ons te doen aan de zeespiegelstijging, in de eeuwen die voor ons liggen? In dit artikel schijn ik enig licht op de blinde vlek van Timon en zijn vrienden.

Eerst de kale feiten. Nederland is voor meer dan de helft van het oppervlakte overstroombaar. Om het naderende water het hoofd te bieden, zo horen we vaak, zouden we bovenal moeten inzetten op mitigatie, ofwel: reductie van CO2-uitstoot. Immers, geen hogere CO2-uitstoot, geen hogere zeespiegel. 

Klopt deze redenering?

Het terugdringen van broeikasgassen is belangrijk. Maar in wezen doen we dat niet zozeer voor onszelf; we doen het omdat we er vanuit gaan dat genoeg andere landen dit óók doen, in de hoop dat we samen verdere opwarming van de aarde op tijd kunnen stoppen. De miljardeninzet overal ter wereld op CO2-reductie is bewonderenswaardig, juist omdat we niet zeker weten dat het goed zal aflopen en omdat niemand het voor zijn eigen hachje doet. We doen het voor alle levende wezens op de planeet.

Adaptatie, ofwel: aanpassing aan de klimaatverandering, doen we daarentegen voor ons directe eigen belang. De goede afloop hebben we zelfs in eigen hand – als we tenminste vertrouwen houden in onze technologie en onze instituties.

Het conceptontwerp de ‘Hollandkering’ levert in combinatie met de bestaande Maeslantkering een zeer hoge betrouwbaarheid op, waardoor bij een stijgende zee in het benedenrivierengebied (van Hoek van Holland tot aan Gorinchem) op dijkversterkingskosten, overlast en uitstoot te besparen is.

De zeespiegelstijging is klote

Een stijgende zee kost geld. Op dit moment werken Rijkswaterstaat, waterschappen, provincies en havenbedrijven aan wat ik de Nederlandse Watermachine noem. Aan de delen van de Watermachine die gevoelig zijn voor zeespiegelstijging zetten ze jaarlijks 1,5 à 2 miljard euro om: beleidsontwikkeling, investeringsprojecten en dagelijks beheer en onderhoud.

Volgens vuistregels in de civiele techniek kom ik op de volgende kosten voor 1 meter zeespiegelstijging (ruim gerekend, zonder discontovoet, zie dit achtergrondartikel met onderbouwde schattingen van mijn hand; Rijkswaterstaat werkt momenteel aan nauwkeuriger berekeningen):

  • 20 miljard euro voor het versterken van dijken en dammen; 
  • 16 miljard euro voor het aanpassen van sluizen en stormvloedkeringen; 
  • 34 miljard euro voor het ophogen van buitendijkse gebieden zoals havens, de stranden (10 kilometer breed gerekend) en buitendijkse intergetijdennatuur; 
  • 4 miljard euro om neerslag en kwel van beneden zeeniveau een extra meter omhoog naar zee te pompen.

Dat is 74 miljard euro in totaal. 

Dit bedrag per meter loopt iets op na een meter of twee zeespiegelstijging. Met slimme innovaties kan het bedrag omlaag en sowieso is het sterk afhankelijk van de wereldeconomie en energieprijzen. (De berekeningen heb ik gedaan vóór de Oekraïneoorlog). 

Laten we voor het gemak afronden naar boven en uitgaan van 100 miljard euro per meter zeespiegelstijging. Voor een zeespiegelstijgsnelheid van 1 centimeter per jaar (dat is vijf maal sneller dan in de 20ste eeuw) is dat dus 1 miljard euro per jaar, stap voor stap uit te geven, steeds aan de meest prangende onderdelen van de Watermachine. 

Hoeveel is 1 miljard euro? Het is ongeveer twee keer zo veel als wat we nu jaarlijks in de dijken en de kust investeren (naast beheer en onderhoud). Het is ruim 0,1% van het BNP, ruim 0,2% van de Rijksbegroting en ruim 1% van de omzet in de bouw.

Is dit veel of weinig? Het moet, voorlopig, op te brengen zijn, maar we kunnen dit geld dan natuurlijk niet besteden aan andere zaken als onderwijs, zorg of klimaatmitigatie. De zeespiegelstijging is nu eenmaal klote, net als asbest in je huis of een slechte fundering. Het geld kan komen uit de Rijksschatkist, uit waterschapsbelasting en havengeld. 

De uitdaging is vervolgens om het slimmer aan te pakken dan volgens de basistechnieken waar de vuistregels achter mijn berekening op gebaseerd zijn: tegen minder kosten, minder uitstoot, minder verstoring van de natuur en met meer bijkomende baten. Zie bijvoorbeeld mijn eigen conceptontwerpen in de afbeeldingen bij dit artikel.

Welkom in de “lock-in”

Misschien vind je dit alles ingewikkeld, vind je de kosten te hoog, vertrouw je mij of de civiele techniek niet, of heb je nog altijd gewoonweg het onbestemde gevoel dat we hoe dan ook ooit weg zullen moeten uit ons drassige kikkerlandje.

“Het is als een gigantische betonnen plaat die we met z’n allen omhoog houden en die steeds zwaarder wordt”, zegt mijn hoogopgeleide vriend en leeftijdgenoot Ernst. “Ooit verplettert die plaat ons allemaal.” Ernst heeft serieuze plannen om naar Tsjechië te verhuizen.

Het staat iedereen natuurlijk vrij om hun eigen risicoinschattingen te maken. De overheid moet dit uiterst zorgvuldig doen en zich realiseren dat zelfs maar een suggestie in de richting van verhuizen van lage naar hogere gebieden een signaal afgeeft en op sentiment inspeelt in binnen- en buitenland: het begin van een afbrokkelend vertrouwen in de Watermachine. 

Er zijn serieuze denkrichtingen binnen overheid, politiek en kenniswereld rond het idee dat we vanwege de klimaatverandering moeten stoppen met het verder verstedelijken van laag Nederland: “zoek het hogerop”.

Het lijkt in eerste instantie best logisch om niet in een laaggelegen veengebied of diepe droogmakerij te bouwen terwijl de zee stijgt. Echter, het gaat niet om de ligging ten opzichte van NAP, maar om de plek in de Watermachine. 

Voor het polderbeheer is het verschil tussen een polder van 3 meter onder NAP en een van 4 meter het gemaaltje dat er tussen staat. Eeuwig moeten doorpompen lijkt eng, maar het kost bijna niks: een meter extra omhoog pompen kost zo’n 20 miljoen euro per jaar (tegen de energieprijzen van 2021). De huidige waterschapslasten van een paar tientjes per persoon per maand (waarvan 40% rioolwaterzuivering) laten zien dat polderbeheer niet duur is.

Een ander bezwaar bij het verder verstedelijken in laaggelegen polders zou zijn dat we toch ooit zullen moeten verhuizen. Hoe meer we nu verder verstedelijken, hoe meer we ons ingraven in ons fort in zee; ook wel een “lock-in” genoemd.

De keuze om wel of niet in een lock-in te duiken speelt vooral als een gebied nog onbewoond is. Als je daar een dijk bouwt, zullen er bouwwerken achter verrijzen. Als dat er steeds meer worden, zal je samen de dijk verder versterken. En zo verder, tot je ooit toch opeens wordt weggespoeld – of tot je, zoals in laag Nederland, een internationaal powerhouse hebt opgebouwd met meer dan 10 miljoen inwoners en een grond- en vastgoedwaarde van biljoenen euro’s. 

Beschermd door dijken, dus een lock-in: zeker. Maar elke investering en elke keuze is een grote of kleine lock-in. Dat een keuze iets vastlegt, is nou juist wat kiezen moeilijk maakt. 

Waarvoor is stoppen met verstedelijking in laag Nederland een oplossing? “De gemaalkosten worden te hoog,” klinkt het. Dit is, zolang energie betaalbaar blijft, niet waar. 

“Omdat we de lock-in moeten doorbreken?” Dit is abstract. Laten we het concreet houden.

Overstromingsrisico

Bij een overstroming is er minder schade als we ons gedeeltelijk terug hebben getrokken uit laag Nederland door er minder te bouwen. Hoe groot kan dit effect zijn? In de vakwereld werken we met het overstromingsrisico: kans maal gevolg.

Kans: in de Nederlandse geavanceerde waterbouw hebben dijken een “faalkans”: een schatting van de kans dat de dijk doorbreekt, gegeven de laatste kennis over waterstanden en de staat van de dijk. Sinds 2017 zijn maximale faalkansen verankerd in de Waterwet. We berekenen ze met de beste methoden ter wereld. We vergelijken ze met acceptabele faalkansen uit de wet. Vanuit de verschillen daartussen versterken we dijken.

De kans dat er een duin of dijk rond Noord- of Zuid Holland doorbreekt, is nu zo’n 1 op 10.000. Volgens de nieuwe Waterwet moet dat nog kleiner worden. Op Schiermonnikoog of langs de Alblasserwaard is de kans op doorbraak van een dijk groter, maar nog steeds heel klein. (Zie bijvoorbeeld de Veiligheid Nederland in Kaart-studie en het Waterveiligheidsportaal.)

Gevolg: de schade bij een overstroming hangt af van de manier waarop de dijk doorbreekt, de diepte van een gebied en de duur van het hoogwater.

Sommige rivierdijken zijn relatief smal, zodat gaten snel uitslijten. Aansluitende polders liggen vaak laag en de piek van de rivierafvoer kan dagen duren. Dan ontstaat er een enorme schade – bijvoorbeeld in de Betuwe, met potentieel tientallen miljarden euro’s schade per gat. Veel zeedijken en duinen zijn zo zwaar, dat zelfs bij een superstorm het gat maar langzaam groeit. Het gebied erachter is meestal niet zo diep en de piek van de storm duurt maar een paar uur. Een overstroming geeft dan enkele miljarden euro’s schade per gat.

Ook het ‘Haringvlietgemaal’ bespaart op dijkversterkingskosten. Als de stormvloedkeringen dicht zijn bij storm, pompt dit megagemaal het rivierwater naar zee.

Hoe meer verstedelijking, hoe meer schade. Stel het lukt met honderd jaar lang actief stimuleringsbeleid om 10 procent van de nieuwe verstedelijking in laag Nederland te verplaatsen naar hoog Nederland, dan is de totale land- en vastgoedwaarde in laag Nederland na honderd jaar zo’n 5 à 10 procent minder waard dan zonder verplaatsingsbeleid.

Risico is kans maal gevolg. De vermindering van het risico door het verplaatsingsbeleid is na 100 jaar dus 1/10.000 maal 5 à 10 procent, zo’n miljoen euro (per jaar) als een storm tien gaten slaat.

Tegenover deze baat staan kosten. Ten eerste de moeite die het ruimtelijke ordeningsapparaat moet doen om verstedelijking van laag naar hoog Nederland te stimuleren. Ten tweede de duizenden mensen die liever in laag dan hoog Nederland wonen, maar voor wie de situatie te kwetsbaar geacht wordt – zelfs al wonen er al honderdduizenden mensen.

De grootste kostenpost lijkt mij echter het volgende: als de overheid openlijk aangeeft laag Nederland te kwetsbaar te vinden voor nieuwe verstedelijking, jaag je mensen die al laag wonen de stuipen op het lijf. Buitenlandse bedrijven en personen zullen zich afwenden van Nederland om in te investeren of te wonen. 

Immers, bijna niemand rekent zelf.

Vertrouwen in de Watermachine

“Ja maar, het voelt gewoon niet goed om in laag Nederland te blijven verstedelijken, terwijl de zeespiegel stijgt. Ooit zullen we toch moeten verhuizen? Kunnen we niet een beetje van beide doen: dijken versterken én het hogerop zoeken?”

Gevoel is lastig. Met een rationele bril stoppen we met iets beschermen op het moment dat het beschermen duurder is dan wat het beschermde waard is: een “break-even”-punt. Als de zee blijft stijgen, wordt dit punt ooit bereikt. 

In een vereenvoudigde berekening kom ik voor Vlieland op 0,65 meter, Texel 1,2 meter, westelijk Walcheren 12 meter, Friesland en Groningen 25 meter en geheel laag Nederland 145 meter. Als we elk jaar een beetje versterken, bereiken we de break-even-punten nooit, behalve misschien voor de Waddeneilanden.

“En de bodemdaling dan? Dat gaat ook maar door! En het gaat ook steeds harder regenen!”

Bodemdaling wordt vaak in één adem genoemd met de zeespiegelstijging. Dat is niet terecht. Het probleem van de bodemdaling betreft vooral oude gebouwen en oude infrastructuur die verzakken door een zwakke fundering. De kosten hiervan lopen volgens het Planbureau voor de Leefomgeving in de tientallen miljarden, maar het is niet zo, dat laag Nederland centimeters per jaar aan het zakken is.

Een zwak punt in het huidige Nederlandse dijkensysteem is de 2 kilometer lange dijk die dwars door historisch Dordrecht loopt. Bij zeespiegelstijging is deze ‘Boulevardkering’ ook om Dordrecht heen te leggen, niet als dijk van grond en steenbekleding maar als constructie van staal en kunststof.

Wat wel centimeters per jaar zakt, is het veenweidegebied. Daar is wat aan te doen en bovendien hebben zakkende veenweidegebieden weinig invloed op het totale overstromingsrisico. Overstromingen beschadigen vooral gebouwen. Die verzakken dus wel, hier en daar, maar zakken niet grootschalig als geheel. En vooral wordt het overstromingsrisico gedomineerd door de faalkans van dijken en hoe snel de gaten in de dijken groeien.

Het gaat ook vaker harder of juist helemaal niet regenen, en dat is vervelend. De waterschappen kunnen hier van alles aan doen en dat doen ze ook al eeuwen. 

De afvoer van de grote rivieren en de deltawerken zijn ingewikkeld en bewerkelijk, maar ook aan die onderdelen van de Watermachine valt prima te sleutelen als het er daadwerkelijk op aan komt. (Zie bijvoorbeeld de conceptontwerpen afgebeeld bij dit artikel en deze verhandeling over de benedenrivieren.)

De betonnen plaat waar Ernst bang voor is, is zo zwaar niet. We tillen de plaat met zo velen, dat een pink per persoon de plaat omhoog houdt.

We moeten wel blijven staan. Hoe meer mensen onder de plaat vandaan kruipen uit angst ervoor, hoe meer de anderen moeten tillen.

Tot slot

Ik begon over deze thema’s na te denken toen ik twintig jaar geleden als ontwerper innovaties bedacht voor drijvende steden. Ik wist toen net zo weinig van de Watermachine als Timon en zijn vrienden nu. Inmiddels ben ik gepromoveerd in de waterbouw en noem ik me publicist en innovator over waterveiligheid en waternatuur. In mijn vrije tijd lees ik graag over economie en psychologie.

Ik meen dat de essentie van de discussie over adaptatie gaat over vertrouwen. Niet alleen in de Watermachine in het bijzonder, maar ook in ons technische, organisatorische en reflectieve vermogen in het algemeen. Een betrouwbare overheid, een competitieve economie, betaalbare energie, een gezonde financiële sector, structurele kennisontwikkeling, kritische journalistiek, goed onderwijs.

“We vertrouwen er nu misschien op, maar hoe zit het met dit vertrouwen op de ultralange termijn?” Een goede vraag, geen eenduidig antwoord. Voer voor filosofen, zoals Timon.

Nawoord

Timon mailde mij na het lezen van dit artikel het volgende: “Aan het eind raak je de kern van van mijn zwartgalligheid. Je vraagt een enorm vertrouwen in een ingewikkeld complex van ketenen die niet allemaal even berekenbaar zijn als de technische en economische dimensies waar jij je op hebt gestort. Afgezien nog van de (geo-)politieke, (socio-)economische en ecologische bedreigingen die het klimaatprobleem met zich meebrengt dat is bij elkaar een te groot domein om iets zinnigs over te schrijven, noch is het het meest directe probleem voor Nederland is het de onzekerheid die dit gigantische vertrouwen met zich meebrengt, dat ons onze existentiële zorgen baart.

Vertrouwen in de Watermachine, de techniek, de wetenschap, zelfs de politiek is niet de grootste horde, hoewel jouw stuk een aangenaam licht schijnt op mijn blinde vlek. Het is ook juist die notie van rationaliteit die je in je titel hanteert een economische of technische rationaliteit die iets rationeel mag noemen op basis van een positieve kosten/baten-balans waar onze leiders mee denken, die in brede zin niet altijd rationeel is gebleken.

Jouw analyse is een contingentie, die zich berust op een zeker techno-optimisme, het geloof dat de rationaliteit, techniek en wetenschap uiteindelijk voor een goede afloop zullen zorgen.”

Ik begrijp de bezwaren van Timon. Mijn wedervraag: wat is, voor een simpele kosten-baten rationaliteit, en voor inzetten op vertrouwen, het alternatief?

Ties Rijcken werkt onder meer als adviseur en spreker. Meer artikelen en innovaties over waterveiligheid en waternatuur zijn te zien op www.tiesrijcken.nl.

Posted in Ecomodernisme, Mens & natuur.