‘Hou op met praten, ga kerncentrales bouwen’ | De Telegraaf

Flirt met nucleaire innovatie wekt volkomen verkeerde indruk | De Telegraaf

Oorspronkelijke publicatie in De Telegraaf door Marco Visscher.

 

Kleine, modulaire kernreactoren? Een gesmoltenzout-reactor met thorium? Allemaal leuk en aardig, betoogt Marco Visscher in De Telegraaf, maar alle lof voor innovatie suggereert grote gebreken van kernenergie.

Allerlei provincies tonen interesse in kernenergie. Volgens het coalitieakkoord maakt Gelderland ‘meer werk’ van de SMR, ofwel de kleine, modulaire kernreactor, waarvan de fabrieksonderdelen op de bouwplaats, hup, in elkaar worden gezet. In Limburg, Zuid-Holland, Zeeland, Overijssel, Noord-Brabant – de lijst wordt steeds langer – kijken bestuurders naar de mogelijkheden.

De SMR hoort bij de golf aan innovatie in de nucleaire industrie. De ene reactor werkt met brandstoffen die alle denkbare ongelukken kunnen weerstaan, de andere is beter in staat om te reageren op de grillige stroomproductie van windmolens en zonnepanelen. Ze hebben minder uranium nodig, of produceren minder afval. Eindelijk, na jaren van stagnatie in een ingedommelde industrie, zit er weer toekomst in kernenergie.

De opleving is goed nieuws voor het klimaat. Hoe meer kernenergie, hoe beter. Toch doen voorstanders van kernenergie er goed aan om de flirt met innovatie te wantrouwen. Praten leidt af van bouwen. En al dat gepraat over innovatie wekt vooral de verkeerde suggestie dat er iets grondig mis is met de kerncentrales waarmee we al vele tientallen jaren vertrouwd zijn.

Ondanks de slechte reputatie bij een deel van de bevolking heeft kernenergie een goede staat van dienst. Met het minste beslag op het milieu (grondstoffen, materialen, ruimte) leveren kerncentrales tot zeker tachtig jaar lang ontzettend veel energie zonder CO2-uitstoot. Het beetje afval dat ontstaat, wordt beter gescheiden van mens en milieu dan ander potentieel schadelijk industrieel afval. Kernenergie blijkt veruit de veiligste manier om betrouwbare energie op te wekken.

Luister nu naar de gevestigde bedrijven en start-ups die er zo druk mee zijn. In gelikte PowerPoint-presentaties, waarin alles er fraai en zorgeloos uitziet, hebben ze het trots over ‘geavanceerde kernenergie’. De suggestie van deze marketingslogan is echter dat de huidige kerncentrales ouderwets zijn.

Of luister naar de abracadabra van liefhebbers van kernenergie. Oeverloos discussiëren zij over de voor- en nadelen van thorium, de mogelijke corrosie van materialen of de complicaties bij verwijdering van splijtingsproducten. Met hun technische disputen bevestigen deze voorstanders het belangrijkste punt van de tegenstanders: dat de kerncentrales van vandaag niet deugen.

Typerend is de nieuwste, bekroonde documentaire van Oliver Stone, Nuclear Now. Ruim een uur lang toont de regisseur overtuigend aan dat het negatieve beeld van kernenergie niet klopt – om daarna, merkwaardig genoeg, te eindigen met een halfuur vol lovende aandacht voor techneuten die werken aan innovaties. Iemand zegt zelfs: ‘We moeten kernenergie anders gaan doen.’ Maar er is helemaal niks, nakkes, nada in Nuclear Now dat aanleiding geeft om te concluderen dat het ‘anders’ moet.

Zo komt er vast wel ooit eens weer een keer kernenergie. Maar niet nu.

Sinds de wereld er kennis mee maakte, is kernenergie achtervolgd door een gewelddadig verleden, een leugenachtige overheid, een blunderende industrie en een paar geruchtmakende ongelukken. Ga een kerncentrale bouwen en je raakt verstrikt in discussie-avonden, eindeloze regelgeving en oplopende kosten. Het is om moedeloos van te worden.

Welnu, gelukkig is er innovatie! Want deze keer gaan we het góed doen. Geavanceerde kernenergie kan ons bevrijden uit de saaie, deprimerende wereld van ‘ouderwetse’ kernenergie. De SMR’s en andere PowerPoint-reactoren dienen als therapie.

Maar het probleem van kernenergie heeft niets te maken met techniek. Het probleem zit tussen de oren. Niet voor niets is alle innovatie erop gericht om kernenergie ‘maatschappelijk acceptabel’ te maken. De nadruk ligt op veiligheid, omdat mensen dénken dat kernenergie vol gevaren zit. De reactoren moeten kleiner, want small is beautiful. En de stroomproductie zal flexibel zijn, want de CO2-vrije stroom van zon en wind moet kennelijk voorrang krijgen op de CO2-vrije stroom van kernsplijting.

Eigenlijk hebben deze kernreactoren maar één nadeel: ze bestaan nog niet.

Misschien is dat de reden waarom we het erover hebben. Want zolang het bij praten blijft, is iedere kerncentrale goedkoop en eenvoudig om te bouwen, en efficiënt in gebruik, zonder enige problemen. Wie kan daar op tegen zijn?

Innovatie kan waardevol zijn. Vooral de snelle kweekreactor die kernafval kan hergebruiken, is heel nuttig. Maar voorstanders van kernenergie doen er goed aan om vooral te benadrukken dat we moeten bouwen. Dat hadden we allang moeten doen, maar het strandde in gepraat. Laten we dezelfde fout niet maken bij de nieuwe, hippe kernreactoren van de tekentafel. Praten mag niet leiden tot een gebrek aan daden.

 

Marco Visscher, verbonden aan WePlanet Nederland, is auteur van Waarom we niet bang hoeven te zijn voor kernenergie: De emoties & de feiten.

Posted in Energie.